Leeuwen en Beren op je pad
De positieve achtergrond van faalangst

In de loop van de evolutie heeft de mens zich ontwikkeld tot het wezen dat hij nu is. Die evolutie heeft 100.000-en jaren geduurd en in die tijd waren we gewoon 'beesten' in de natuur die te maken hadden met alle gevaren van dien. Heel anders dan nu. Ons lichaam en onze geest zijn nog aangepast voor dat overleven in de natuur.

Stel je voor dat je in een verre verre prehistorie leefde. Je woonde in een dorp in een bos in een prachtig bergachtig gebied met rivieren, ravijnen, hellingen, maar ook uitgestrekte vlakke wilde weiden. Op een dag ga je op jacht en daarvoor moet je langs een smal pad het bos uit en naar de weiden toe. Daar vind je je prooi meestal wel. Als je de open plek oversteekt en je loopt pal onder die dikke eeuwenoude eik langs, dan opeens springt er een luipaard tevoorschijn die het duidelijk op jou gemunt heeft. Je hart klopt in je keel, je staat een moment verstijfd van schrik, het zweet breekt je uit. Je zet aan om weg te sprinten en hoort dan vlak naast je geritsel en een klein hert schiet weg, met de luipaard erachteraan. Oef, dat was op het nippertje. Nog nooit hadden tot nu toe de luipaarden zich zo dicht bij het dorp gewaagd. Normaal was dit nog volledig veilig gebied. Nadat luipaard en hert in de verte verdwenen zijn voel je hoe je hart weer rustiger wordt en het trillen van je spieren ophoudt. Een gevoel van ontzettende vermoeidheid komt over je. En je besluit om naar huis te gaan, want je hebt even geen zin meer in die jacht.

Een dag later besluit je dat er toch eten in de pan moet komen en je gaat opnieuw op pad. Je pakt je wapens op en loopt opnieuw over dat pad van gisteren. Dan zie je de open plek in de verte en onwillekeurig vertraag je je pas een beetje en wordt oplettend. Je merkt dat ook je hart weer feller begint te kloppen en je begint een beetje te hijgen. Je kijkt voortdurend om je heen en ziet in gedachten die luipaard weer uit de boom komen. Het koude zweet staat op je rug tegen de tijd dat je bij de oude boom bent aangekomen, maar deze keer is er geen gevaar. Je komt weer tot rust en wandelt op je gemak verder. Snel daarna bereik je de bosrand en gaat de vlakte op. Nergens kuddes te bekennen, geen prooi in zicht dus je moet verder. Terwijl je nog een keer goed om je heen kijkt zie je even verderop een hongerige leeuw op strooptocht. En opnieuw bonkt je hart, versnelt je ademhaling, krijg je 't warm en koud en voel je je kleren op je natte huid plakken. Deze keer is het menens, hij komt op jou af, hij wil jou als avondmaal. Je sprint weg in de richting van een bosrand aan de overkant en het komt goed uit dat je lijf al zo goed was voorbereid op deze krachtsinspanning, want in het begin blijf je de leeuw nog net voor. Als je die bomen maar haalt, is het enige wat je nog kunt denken en met het beeld van de leeuw als een gigantisch spookbeeld in je achterhoofd, ren je je de benen uit je lijf. De schrammen van het stekelige struikgewas voel je niet, lopen lopen lopen is wat je doet. Dan zie je het ... Een ongelooflijk diepe kloof ... een afstand naar de overkant zo groot als je nog nooit eerder gesprongen hebt ... en dan pas de reddende bomen aan de overkant van het ravijn ... Geen tijd voor die angst ... zonder nadenken ren je erop af en zonder aarzeling maak je de grootste sprong uit je leven en ... staat naast die bomen met de leeuw nog een meter of tien achter je. Ook de leeuw springt, maar intussen zit jij al op de eerste tak van die boom.

Een tijdje later loopt de leeuw langzaam speurend weg van de boom. Je wacht, ondertussen helemaal tot rust gekomen maar ook ontzettend moe, nog geruime tijd tot ie helemaal uit het zicht is en klimt dan langzaam naar beneden. Je wilt dezelfde weg teruggaan, maar... daar is weer die kloof. Hoe is het mogelijk dat je daar overheen gesprongen bent. Je kijkt eens naar beneden, je weet dat je het kon, maar nu durf je niet meer. De kans dat je het niet haalt schat je behoorlijk hoog in. Je gaat zo snel mogelijk op pad, want je realiseert je nu dat je een omweg van 2 dagen moet maken om om dit ravijn heen te komen.

Hier zijn in beide gevaarlijke situaties de fysiologische lichaamsreacties buitengewoon waardevol: de tweede keer, met de leeuw, was dat precies wat je overleven mogelijk maakte, want je kon meteen op volle snelheid weg. Je bloed met de benodigde zuurstof werd door je hart al razendsnel rondgepompt. Je ademhaling was al op toeren, je spieren stonden strak gespannen klaar voor deze sprint. En de koeling in de vorm van zweet op je lijf was al aanwezig.
De eerste keer in principe ook, alleen toen hoefde het toevallig niet. Maar toen je opnieuw langs diezelfde plek moest, was je lijf alleen al bij de gedachte aan die luipaard gespannen en alert en voorbereid op vechten of vluchten. Ook daar was díe lichamelijke reactie precies de goede voor díe gevaarlijke situatie.

In de moderne maatschappij is er ook gevaar, alleen dat gevaar is vaak niet meer van dodelijke aard. Een proefwerk, een toespraak voor een groot publiek, een beslissende wedstrijd. En dan zijn die reacties juist het tegendeel van handig: Tijdens een proefwerk moet je stilzitten in plaats van te rennen, moet je logisch nadenken i.p.v. zonder nadenken over zo'n ravijn springen, krijg je zweetplekken overal i.p.v. dat je lekker afkoelt, raak je nog angstiger door je hartkloppingen en al die andere onbegrepen vreemde reacties van je lichaam. Waardoor het nog erger wordt. Waar tijdens het springen een black-out (nergens meer over kunnen denken dan over het gevaar) nog levensreddend is, is die black-out tijdens je proefwerk juist het tegendeel van wat je nodig hebt. En bij een volgend proefwerk ben je nog angstiger, want de vorige keer ....... Zie je wel!

Maar die reactie van je lichaam was dus vroeger levensreddend, noodzakelijk, een fantastische voorziening ingebakken in je lijf. Je lichaam zorgt wel voor je! Al die reacties zijn een teken van gezondheid en van een juist fantastisch functionerend lichaam.